Als ik dichterbij kom, zie ik dat het jongetje huilt. Snikkend vertelt hij me dat hij het geld dat hij die dag heeft verdiend kwijt is geraakt. Hij durft niet naar huis. Ik vraag hem om hoeveel het gaat. ‘5000 shilling’, antwoordt hij. Mijn hart breekt. Omgerekend is dat net iets meer dan 1 euro.
Inmiddels werk ik niet meer in Uganda, maar in Zuid-Sudan. Een prachtig land met een enorme potentie. Maar ook een land dat kampt met aanhoudend conflict, een diepe economische crisis en ernstige overstromingen die elk jaar heftiger worden als gevolg van klimaatverandering. Op dit moment hebben meer dan 7 miljoen mensen ernstige voedseltekorten. In sommige gebieden waar ZOA werkt, is de situatie zo nijpend dat hongersnood dreigt als er niet acuut actie ondernomen wordt.
Het jongetje in Uganda doet me keer op keer beseffen dat achter al die miljoenen mensen een verhaal schuilgaat. Het stelt me ook voor de vraag: hoeveel oog, oor en ruimte heb ik in de drukte van elke dag voor hen die mijn pad kruisen, ver weg of dichtbij? Zeker nu we onze tijd noodgedwongen vooral thuis doorbrengen en de (wereldwijde) ongelijkheid stijgt, is die vraag wat mij betreft relevanter dan ooit.